Bonbons

Een bonbon is een stuk suikergoed, omringd met een chocoladelaagje. De bonbon kwam tot leven in 1912. De Zwitserse apothekerszoon Jean Neuhaus maakte de eerste bonbon in een banketbakkerij in het Belgische Brussel. Jean Neuhaus gaf in de eerste instantie de naam 'praline' aan het zoetigheidje. 'Bonbon' is de verdubbeling van bon, wat 'goed' in het Frans betekent. Echter betekent de verdubbeling 'snoepje' in het Frans. 


Spijsvertering
De naam van het luxe zoetje heeft een rijke geschiedenis. In de 17e eeuw besloot de Franse Koning Lodewijk XIV om de edelman Cesar de Choiseul uit te roepen tot minister van staat. Toen de koning last kreeg van zijn spijsvertering bedacht de kok van Cesar de Choiseul een snoepje: een bonbon met suiker en amandel. Hij bereidde dit snoepje, omdat een eeuwenoud geloof dat zoete producten goed uitpakken op de spijsvertering. 


Vloeibare vulling
Een bonbon kan op twee manieren gemaakt worden: de vloeibare vulling en de zachte vulling. Met een vloeibare vulling: eerst wordt warme chocola in een vorm gegoten. Zodra de chocola gestold is, ontstaat hieruit een bakje. Dat heeft de vorm van de bonbon, maar dan ondersteboven. Dit bakje wordt gevuld met de vloeistof, bijvoorbeeld likeur. Hierna wordt het bakje afgedekt met een laagje gesmolten chocolade. Wanneer deze laag ook gestold is, is de praline klaar.


Zachte vulling
Met een zachte vulling: eerst wordt een platte laag chocola, van slechts enkele millimeters dik, gemaakt. Hier overheen wordt de vulling aangebracht. Dit zijn één of meerdere lagen. Nu wordt het geheel in blokjes (of een andere vorm) gesneden. De verschillende vormpjes worden overgoten met chocola en wanneer ook deze buitenste laag gestold is, zijn de pralines klaar. Eventueel kan nog een patroon of een versiering op de praline worden aangebracht met een andere kleur chocola. Er zijn bonbons waarbij ter versiering bladgoud wordt gebruikt.


Lees ook